Hoe roofing branden?

Blazen, barsten en scheuren dienen hersteld te worden. Blazen wijzen op een losgekomen roofing waar vocht zich kan ophopen. Je snijdt de blaas kruiselings open of een plooi in de lengterichting en laat de binnenkant goed uitdrogen.

Voor je begint met je nieuwe dakbedekking zorg je ervoor dat je bestaande dakbedekking eerst droog, stof- en vetvrij is. Voor een optimalise hechting van de nieuwe dakbedekking op een oude dakbedekking, breng je 1 laag hechtvernis aan, die het achtergebleven stof fixeert.

Plaats eerst de onderlaag op het dakoppervlak. Begin steeds bij het laagste punt van het dak. Dit is de kant van de afvoer. Leg de toplaag in dezelfde richting als de banen van de onderlaag of de bestaande dakbedekking die dienst doet als onderlaag, maar verspringt met 50 cm. Halveer eerst de baanbreedte van de eerste dakrol.

Leg de dakrol op de plaats waar je hem wil leggen door de roofing een beetje af te rollen met je voet en lijn deze mooi uit. Daarna rol je de dakrol terug op. Richt de brander schuin op de onderkant van de rol. Dit zodat je 30% van de vlam richt naar de rol en maximum 70% naar het dakoppervlak. Beweeg de brander lichtjes van de ene kant naar de andere kant van de dakrol en duw met je voet de rol stevig naar voor. Wanneer de folie een beetje smelt is het al voldoende en ga je verder met je brander. Blijf zeker nooit te lang op 1 punt met je brander. Bij een grote hoeveelheid branden is er een kleine bitumen rups zichtbaar aan de rand van de roofing.

Zorg dat er een overlap is van 8 cm in de lengterichting bij het plaatsen van de volgende dakrol. Snij eerst de rol op maat af, lijn de dakrol uit en rol het daarna terug op. Breng vervolgens met behulp van de brander de dakrol aan.

Zorg voor een overlap van 15 cm in de breedte, de kopse naadverbinding tussen de verschillende dakrollen. Zorg dat de kopse naden ook verspringen ten opzichte van de onderliggende en naastliggende dakbanen. Snij steeds de roofing op maat af en rol het terug op. Lijn uit alvorens te branden. Werk zo het dakoppervlak verder af.

Werk vervolgens de dakopstanden af met stroken. Zorg dat de strook de dakopstand volledig bedekt en 15 cm van het dakoppervlak. Snij de roofing in stroken van de juiste lengte. Snij de hoekjes van de stroken schuin af.

Begin in de hoek van de dakopstand. Snij de strook schuin in aan de bovenste kruising van de dakopstand. Breng een 2de schuine insnijding aan in de hoek van je dakopstand. Brand eerst de onderste delen ven werk naar boven toe. Plooi het vervolgens zoals op de foto.

Werk nu de andere kant van de hoek af. Snij de strook op maat en snij de hoeken schuin af. Snij de strook schuin in zoals zoals op de foto. Plooi de strook goed in de hoek. Brand eerst de onderste delen en werk naar boven toe.

Werk de dakopstanden rondom rond eerst af. Snij de stroken op maat. Snij de hoekjes schuin af en zorg oor een overlap van minimum 10 cm. Verwijder de leislag daar waar eer een overlap komt. Als de stroken klaar zijn, dan pas begin je met het branden. Druk de stroken zeer goed aan in de hoek van de dakopstand. Gebruik een dakroller zodat er geen lege ruimte ontstaat.